Deze boekbespreking van Vegan for Life schreef ik al in november 2012 en publiceer ik vandaag voor het eerst op deze blog.
Doelgroep van het boek
Er zijn grofweg drie redenen om veganist te worden: gezondheid, dierenrechten/welzijn en milieu. Zelf ben ik meer via de gezondheidsreden bij veganisme terecht gekomen, via het boek Eat to Live van Joel Fuhrman. Het boek waar ik deze recensie over schrijf, gaat meer uit van de tweede reden: dieren hebben bepaalde rechten en het is niet aan de mens om gebruik te maken van hun vlees en producten en al zeker niet op een “inhumane” manier. Alhoewel deze reden pas helemaal aan het einde van het boek expliciet aan de orde komt, schijnt in het boek af en toe wel door dat een tot het uiterste geoptimaliseerde gezondheid zoals Fuhrman deze nastreeft, niet het primaire doel is. Het boek is duidelijk geschreven voor mensen die al besloten hebben om veganist te worden en hun dieet gezond willen inrichten.
Wie zijn de schrijvers?
Jack Norris (RD) is een geregistreerd diëtist (daar staat de afkorting RD voor) en mede-oprichter van Vegan Outreach. Hij is een autoriteit op het gebied van veganisme en voedingsleer. De andere auteur Virginia Messina MPH (Master of Public Health) RD schrijft over veganisme voor consumenten en professionals en is lid van de adviesraad van de ‘Vegetarian Resource Group’ en de ‘Physicians Committee for Responsible Medicine’. Eerlijk gezegd kende ik geen van beide auteurs, maar Jack Norris schijnt in de wereld van veganisme wel een bekendheid te zijn. Via via kwam ik bij het boek Vegan for Life terecht en dit was mijn eerste kennismaking met deze auteurs.
Geen claims op basis van anekdotes
Het boek is voorzichtig met gezondheidsclaims over een veganistisch dieet. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bepaalde soorten wetenschappelijk onderzoek. Zwakke onderzoeken zijn: in vitro, case studies (anekdotes) en ecologische studies (het vergelijken van bepaalde bevolkingsgroepen). Betere studies zijn epidemiologische onderzoeken, waarbij mensen met en zonder een bepaalde eigenschap of ziekte worden bestudeerd. De beste soort is de klinische studie en dan bij voorkeur een randomized controlled trial (RCT). Daarbij worden mensen willekeurig in de interventiegroep of de controlegroep ingedeeld, terwijl zowel de deelnemers als de onderzoekers niet weten wie in welke groep zit (dubbel-blind). Van deze groepen wordt dan volledig bepaald wat zij wel en niet eten. In het ideale geval zou alles in de voedingswetenschappen via deze methode getoetst moeten worden, omdat dit soort studies de meest betrouwbare data opleveren. The China Study, een beroemd ecologisch onderzoek waarop veel planteneters zich beroepen, is geen RCT. Daarom worden er in dit boek geen beweringen op basis van dat onderzoek gedaan. Het boek beroept zich dus alleen op de meest betrouwbare wetenschappelijke resultaten en dat maakt dit boek sterk.
Gebaseerd op algemeen aanbevolen dagelijkse hoeveelheden
Bij de voedingsadviezen die in dit boek worden gedaan, wordt uitgegaan van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden (ADH) van bepaalde voedingsstoffen, vastgesteld door de ‘Food and Nutrition Board’ van het ‘National Institute of Medicine’. Deze ADHs zijn soms gecorrigeerd voor veganisten, omdat uit het uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het nodig is dat veganisten meer van een bepaalde stof binnenkrijgen. Het boek noemt eiwitten en zink als voorbeelden, alhoewel de verschillen niet erg groot zijn tussen omnivoren en veganisten. Behoeften kunnen van persoon tot persoon verschillen, maar omdat het boek neutrale informatie wil bieden, gaat het uit van een algemene maat die opgelegd is door een andere onafhankelijke partij en laat zien dat het niet moeilijk is om met een veganistisch dieet aan deze normen te voldoen.
Eiwit: eet voldoende peulvruchten
De eerste vraag op voedingsgebied die een veganist kan verwachten is: hoe kom je aan voldoende eiwitten? Volgens The Starch Solution en Eat to Live is het erg lastig om een eiwittekort te krijgen, omdat er immers in alle onbewerkte plantaardige voeding (fruit, groente, granen, zaden, noten, paddestoelen) meer dan genoeg eiwitten zitten. Toch gaat dit boek erg in op dit onderwerp. Op basis van de ADHs die eerder zijn genoemd, wordt er voor volwassen aanbevolen om per dag 0,8 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht te consumeren (ik weeg nu 66 kg, dus dat zou afgerond 53 gram zijn), maar voor veganisten ligt deze factor nog iets hoger (0,9, dus voor mij 60 gram eiwit). De reden daarvoor is, volgens het boek, dat eiwitten uit plantaardige bronnen moeilijker verteerbaar zijn dan eiwit uit dierlijke producten. Het belang van peulvruchten wordt in de context van eiwit keer op keer herhaald. Peulvruchten zijn bonen, erwten en linzen, maar ook sojaproducten behoren tot deze groep, ze worden immers gemaakt van sojabonen. Mijn persoonlijke favoriet is trouwens de kidneyboon: deze eet ik elke dag door mijn salade. Peulvruchten zijn een van de weinige plantaardige bronnen van het aminozuur lysine. Zonder peulvruchten is het lastig om genoeg van dit aminozuur binnen te krijgen. Lysine is een essentieel aminozuur. Dat betekent dat het niet zelf door het lichaam geproduceerd kan worden. Op bladzijde 23 wordt geschreven dat een veganist zich niet al te snel druk hoeft te maken over eiwitten, mits er regelmatig peulvruchten worden geconsumeerd. Een veganistisch dieet op basis van enkel granen en noten, raw-food of fruitarisch dieet kan uiteindelijk problemen opleveren vanwege een tekort aan lysinezuur. Het lastige van dit soort beweringen is het woordje ‘kan’: het hoeft dus niet per se zo te zijn. Er zijn gevallen op het internet bekend waarvoor dit duidelijk niet geldt (http://www.thefruitarian.com/index.php/2010/05/protein-people-want-to-know-where-i-get-it/) maar dit soort bronnen moet men scharen in de categorie anekdotisch, en daar wil het boek zich niet op baseren. Overigens is een andere goede bron van lysine seitan. Dit staat niet in het boek vermeld, maar las ik net via de blog van Jack Norris: http://jacknorrisrd.com/?p=3273.
B12: is een veganistisch dieet kunstmatig?
In het boek is een compleet hoofdstuk gewijd aan vitamine B12 en hoeveel je daarvan in zou moeten nemen. Er wordt gek genoeg cyanocobalamine aangeraden in plaats van methylcobalamine, omdat methylcobalamine soms niet stabiel genoeg zou zijn. Dat verwonderde mij, omdat ik in diverse andere bronnen heb gelezen dat de methylvariant juist beter zou zijn (Fuhrman gebruikt in zijn supplementen ook de methylvariant). Veganisten krijgen weleens de vraag of hun dieet niet kunstmatig is, omdat ze een apart B12-supplement nodig hebben. Het boek antwoordt daarop als volgt: “We agree that it doesn’t matter whether a vegan diet is our historical way of eating – it makes sense now to choose a vegan diet.” Het voedsel (plantaardig en vlees) dat de mens in deze tijd consumeert verschilt erg van het voedsel dat men in de prehistorie at. We eten hybrides van planten en dieren krijgen voedsel dat ze normaal gesproken niet zouden eten. Veevoer wordt vaak verrijkt met bepaalde vitaminen en mineralen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat er ook nog maar één mens op aarde een “natuurlijk” dieet volgt, zoals in de prehistorie. In het speciale hoofdstuk over veganistisch eten voor mensen ouder dan vijftig wordt bovendien gewezen op het belang van een B12-supplement voor ouderen. Naarmate men ouder wordt, heeft men meer moeite om B12 op te nemen uit dierlijke producten, maar niet uit B12-supplementen. Een veganist, die toch al B12-supplementen nam, hoeft hier dus geen rekening mee te houden.
Calcium
Geen zuivelproducten en toch genoeg calcium in je dieet, hoe doe je dat als veganist? Dat is ook een veelgehoorde vraag. Een aardig feit dat het boek noemt is dat omnivoren 40% van hun calcium ook uit plantaardig voedsel halen. Veel plantaardige dieetboeken hameren op het feit dat calcium uit zuivelproducten (vanwege het verzurende effect van dierlijke eiwitten) juist calciumuitscheiding veroorzaakt en uiteindelijk osteoporose kan veroorzaken. Dit boek is met die bewering wat voorzichtiger, mede omdat deze stelling vooral op ecologische studies is gebaseerd. De paragraaf met koptitel “Protein and Calcium: More Questions than Answers” zegt genoeg: er zijn teveel factoren in ecologische studies die het beeld kunnen vertroebelen. Op basis van klinische studies zijn de volgende conclusies echter wel te trekken:
Het consumeren van geïsoleerd dierlijk eiwit, dus puur eiwit, heeft een significant effect op calciumverlies, maar dat effect wordt meestal tenietgedaan wanneer er eiwitrijke producten als geheel worden geconsumeerd.
Eiwit kan calciumverlies stimuleren, maar ook calciumopname uit voedsel stimuleren – deze effecten kunnen elkaar neutraliseren.
In sommige studies wordt hoge eiwitconsumptie juist geassocieerd met betere gezondheid van botten.
Het boek vindt aanbevelingen voor een lagere calciuminname voor veganisten uit andere boeken dan ook te voorbarig. Dit onderwerp is nog lang niet helder genoeg is uitgezocht in de wetenschap. Er worden dan ook een heel aantal veganistische aanbevelingen gedaan om toch de ADH van calcium te bereiken: tofu (op basis van calciumsulfaat), groene bladgroente, noten, gedroogde vijgen, calciumverrijkte (plantaardige) melk of een supplement.
Over soja
In de media bestaan er soms misverstanden over soja. Het eerste misverstand is dat soja het risico op hormoongerelateerde borstkanker zou verhogen. De reden daarvoor is dat soja isoflavonen bevat. Isoflavonen zijn fyto-estrogenen die zich binden aan dezelfde receptoren als het hormoon estrogeen. Echter, dat wil nog niet zeggen dat isoflavonen zich hetzelfde gedragen als estrogenen. Isoflavonen zijn SERMs (selective estrogen receptor modulators). Estrogeen bindt zich aan twee typen receptoren, maar SERMs maar aan één type, waardoor het gedrag heel anders kan zijn. Afhankelijk van welk type receptor in een weefsel dominant is, gedraagt een SERM zich als estrogeen of anti-estrogeen. SERMs worden soms zelfs als behandeling tegen kanker en osteoporose ingezet. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat soja over het algemeen de kans verkleint op hartziekten, borstkanker, prostaatkanker. Ook heeft het goed effect heeft op de hersenen, schildklier en vruchtbaarheid.
Isoflavonen hebben geen impact op het testosterongehalte, dus feminisering door soja is evenzeer een mythe die door wetenschappelijk onderzoek naar soja wordt ontkracht.
Een andere misverstand is dat soja in Oosterse landen vooral in gefermenteerde vorm wordt gegeten of slechts als smaakmaker bij een maaltijd. Dat wordt in het boek ontkracht. Niet-gefermenteerde soja (tofu) maakt al meer dan 1000 jaar deel uit van het Aziatische dieet. Tofu en sojamelk bepalen voor een groot gedeelte het soja-aandeel in het Chinese dieet. Een opmerkelijk verschil met McDougall en Fuhrman is dat geïsoleerd sojaproteïne in dit boek niet als onveilig wordt gezien. Daar plaats ik zelf nog een vraagteken bij, omdat geïsoleerd (soja)proteïne IGF-1 verhoogt, wat weer het risico op kanker kan verhogen.
Gezondheid
Tientallen jaren geleden werd een veganistisch dieet geassocieerd met “alternatief”, maar tegenwoordig is er steeds meer interesse voor vanwege gezondheidsredenen. Helaas is de hoeveelheid veganisten op de wereld nog erg klein en zijn er niet veel wetenschappelijke studies naar gedaan. Wel is gebleken dat veganisten een gezonder lichaamsgewicht, een lagere bloeddruk en een lager bloedcholesterol hebben. Wellicht is dat niet erg spectaculair, maar dat is alles wat op dit moment te zeggen is over veganisten op basis van wetenschappelijke studies met betrouwbaarheid. Wel is duidelijk dat het consumeren van meer plantaardige en dus minder dierlijke producten gezondheidswinst op kan leveren. Het gezondheidsverschil tussen een bijna veganistisch dieet of een totaal veganistisch dieet zou weleens erg klein, zo niet nihil, kunnen zijn. Fuhrman beaamt dat in Eat to Live.
Praktische tips
Ook over allerhande andere voedingsstoffen zoals vet (omega 3), zink en ijzer doet het boek aanbevelingen. Verder komen we de “Vegan Food Guide” tegen: voorbeelden van hoe je je week zou kunnen inrichten. Welke combinaties van voedsel zou je kunnen eten om al die stofjes en genoeg calorieën binnen te krijgen? Wat als je niet van peulvruchten houdt of met een allergie of voedselintolerantie te kampen hebt? Of wat als je teveel scheten moet laten van die bonen? 🙂 De Vegan Food Guide helpt je met al dit soort vragen.
Ook voor mensen die zich afvragen hoe ze veganist kunnen worden als ze dat nog niet waren, is er een hoofdstuk met de titel “Making the transition to a vegan diet”. Helaas wordt in dit gedeelte veel gebruik gemaakt van Amerikaanse merknamen, zodat je als Nederlander niet altijd weet wat je hiervoor in de plaats kan kopen.
In het boek wordt af en toe opgeroepen om niet al te paniekerig om te gaan met een veganistische lifestyle. Onderzoeken of er bij bepaalde producten misschien dieren zijn gebruikt (bijvoorbeeld in een kleurstof of ander klein ingrediënt) als dit niet meteen duidelijk is, wordt afgeraden. Niet omdat het slecht zou zijn om je hier mee bezig te houden, maar omdat de meeste mensen het op deze manier niet volhouden en zichzelf hiermee gek maken. Anders dan bijvoorbeeld bij Fuhrman wordt er gezegd dat je best weleens wat olijfolie op je salade mag doen of af en toe mag snoepen. Dat is niet omdat dit vanuit de voedingsleer gezonder zou zijn, maar omdat sommige mensen de neiging hebben te streng voor zichzelf worden en uiteindelijk juist ongezonder gaan leven door een te beperkt dieet. Verder biedt het boek hoofdstukken die zijn gewijd aan speciale doelgroepen zoals zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven, kinderen, tieners, 50+-ers en intensieve sportbeoefenaars.
Tot slot
Dit boek bevatte voor mij enkele nuanceringen op wat ik al wist over veganistisch eten, maar bevestigt wat ik in grote lijnen al heb gelezen in Eat to Live en The Starch Solution. Links en rechts zijn er verschillen te vinden, maar in elk geval wordt nog eens bevestigd dat een veganistisch dieet een goede basis is voor een lang en gezond leven.
Wie geïnteresseerd is in antwoorden op vragen, zoals hoe kan ik mijn ijzerinname verhogen?, krijg ik wel genoeg calcium binnen als veganist?, heb ik naast ALA ook DHA nodig?, moet ik als topsporter ergens rekening mee houden? doet er goed aan dit boek aan te schaffen en te bestuderen. Ook omnivoren met een interesse in voedingsleer kunnen genoeg uit dit boek halen, al is het afgestemd op veganisten of mensen die het willen worden. Het boek kan van voor naar achter gelezen worden, maar de hoofdstukken zijn ook prima los van elkaar te raadplegen.
Links: